Verhalende perfectie van Kim De Ruysscher

Kim De Ruysscher - My Father.jpg

Algemeen Dagblad

01 juni 2010

Verhalende perfectie van Kim De Ruysscher
‘Mijn woorden zijn vormen’

Den Haag Sculptuur laat dit jaar werk zien van twee beeldhouwers. Een van hen is Kim De Ruysscher.

Tekst: Jan Goossensen

Voor Kim De Ruysscher begint een dag vroeg. Niet zelden is hij al om vijf uur ’s ochtends in zijn atelier, een grote loods op een Haags bedrijventerrein. Hij houdt ervan om lang, ongestoord en geconcentreerd te werken. Hij zegt: ‘Ik kan geen twee dingen tegelijk doen. Discipline is belangrijk’. Dat moet ook wel, want natuursteen – een van zijn favoriete materialen – is lastig te bewerken. Het is hard en zacht tegelijk, een duur bovendien. Een misslag en he bent alles kwijt.

Klassieke materialen
Marmer, kalksteen, zandsteen, het zijn klassieke materialen voor een beeldhouwer. Kim pakt een paar stukjes in zijn hand en wijst op de verschillende soorten en eigenschappen. Hij heeft lange tijd in de befaamde marmergroeven van Carrara in Italië gewerkt en daar is zijn liefde voor de klassieke kunst in al haar facetten verder gerijpt. Hij leerde er het eeuwenoude ambacht: delven, jakken, beeldjouwen tot in de kleinste details, afwerken. In grote lijnen gaat het werk er nog net zo al toen Michelangelo er zijn beelden maakte. Daar, in alle afzondering van een klein dorp, leerde de Belg die enkele jaren geleden Hagenaar werd, de geheimen van het vak kennen. Op het Korte Voorhout  is deze zomer het resultaat te zien. Vijf sculpturen staat er - in een glazen behuizing  - opgesteld. Ze vertonen een merkwaardige paradox. Uiterlijk zien ze er perfect uit, zoals al Kims gebeeldhouwde werk perfect oogt. Maar hij reserveert die perfectie uitgerekend voor voorwerpen die een vreselijk alledaags verhaal vertellen: gerimpelde voetballen, een wc-rol, een streng vuilniszakken, verfrommelde tasjes en papierproppen, een slaapzak met een menselijke figuur erin, twee kussens, een gedekte dinertafel die de sporen van een gezellige avond verraadt, een man onderuitgezakt op een bank.

Vergankelijkheid
Kim De Ruysscher speelt met het contrast tussen het kostbare, perfecte materiaal en de vergankelijkheid van het leven van alledag. Soms laat hij zien welke stapjes er voor nodig waren om zo ver te komen: dan zijn de sporen van zijn denkwerk nog te zien. Maar altijd sta je als toeschouwer oog in oog met het oogverblindende eindproduct: een werkelijkheid die goed beschouwd helemaal niet zo oogverblindend is. Als de eerste verbazing over de sublieme afwerking is gezakt, daagt het besef dat bij De Ruysscher het verhaal het altijd wint van de techniek. Beter gezegd: de perfecte vorm dwingt je extra om zijn verhaal onder ogen te zien. Wat zou er verder met dat tasje of met die prop gebeurd zijn? De kunstenaar zegt het zelf zo: “Wie naar zijn werk kijk, wordt uitgenodigd om het verleden van het werk te lezen, en daardoor voor dat werk een toekomst te bedenken.”
Het is, gezien zijn opleiding en vorming in Italië, dus niet verwonderlijk dat Kim De Ruysscher allereerst van vormen houdt. ‘Mijn woorden zijn vormen’, zegt hij. Hij wil ‘ideeën creëren en overbrengen’ en gebruikt daarvoor het middel dat hem op dat moment het geschiktst voorkomt. Dat kan marmer zijn, maar evenzogoed een vergankelijk materiaal als hout. “Van Kinds af aan ben ik al met fantasiebeelden bezig”, zegt hij. Maar, eerlijk is eerlijk, marmer heeft zijn hart gestolen. Dat ligt aan de status ervan. Het is materiaal dat vele duizenden jaren oud is, waar een verhaal achter zit, waar de Grieken en Romeinen, en later de kunstenaars van de Renaissance als de prachtigste beelden van maakten. Waarom hij dan niet?

Aangenaam Chauvinisme
Zijn verblijf in Italië – hij was al in Gent tot schilder opgeleid – heeft hem als beeldhouwer tot de overtuiging gebracht da het belangrijk is datgene te koesteren wat een mens, trouw aan de tradities van zijn omgeving, met zijn eigen handen kan maken. Noem het zijn basishouding als kunstenaar. Hij houdt van een aangenaam soort chauvinisme, dat in Nederland uitgestorven lijkt, maar dat in landen als Frankrijk en Italië nog volop aanwezig is. ‘Niet alles hoeft “made in China” te zijn, vindt hij. Tegelijk laat hij de beleving en interpretatie van zijn kunst met genoegen over aan de toeschouwers. Ook aan de mensen die deze zomer over het Lange Voorhout flaneren.