Algemeen Dagblad
01 juni 2010
Hij werkt nu vier jaar in zijn atelier in de Haagse Binckhorst. In het gebouw dat ‘De Besturing’ heet en geldt als broedplaats voor kunstenaars. Hij werd gevraagd om op het Lange Voorhout te exposeren naast de wereldberoemde werken van Valdés. In glazen kassen zijn van hem vijf grote werken te zien. Enkele kleinere beelden van marmer en kalksteen staan opgesteld in de Kloosterkerk en nog ander werk wordt geëxposeerd in Heden, de voormalige kunstuitleen aan de Denneweg. We bezoeken een gastvrije Kim in zijn atelier waar hij in lichte Vlaamse noten ontwapenend vertelt over zijn passie, werk en inhoud. “Een brok marmer leeft nog als hij uit de groeve komt. Hij moet eerst maanden rijpen. Dat gebeurt in de buitenlucht op de kade. In weer, wind en regen. Ik kan pas met de steen beginnen als de rijping is afgelopen want in die periode verandert de steen. De donkere pinten blijven donker, maar de rest wordt steeds witter. Het is een stervensproces. Pas na maanden is de steen dood en kan ik aan de slag”. Kim De Ruysscher haalt zijn brokken marmer van tenminste zeven ton zelf uit de steengroeve. “Ik woonden tien jaar in Carrara, Italië. Ergens eenzaam op de berg, dichtbij de groeve. Ik begreep pas na jaren dit ik geen kluizenaar wilde blijven. Een succesvol kunstenaar moet immer veel meer kunnen dan allen kunst maken. Hij moet een netwerk ontwikkelen, public relations bedrijven, over zijn werk kunnen vertellen en inhoud uitdragen. Zo ontdekte ik het uitstekende klimaat voor kunstenaars in Nederland. Hier heerst spontaniteit, hier durft men. Het klinkt raar, maar juist door de uitgebreide regelgeving zijn er uitzonderlijk veel mogelijkheden. Italië is een land zonder regels en daar is dus niets mogelijk België zit er ergens tussenin, maar als je daar iets wilt, vergt het tientallen jaren voordat het voor elkaar is. Hier in Den Haag is het klimaat zelfs voortreffelijk. Hier worden kunstinitiatieven gestimuleerd en zijn er fondsen om te helpen. Er bijvoorbeeld de stichting Stroom, een voortreffelijke organisatie voor de kunst. Waar op de wereld zou ik immers in zo’n mooi atelier kunnen hebben als hier in de Binckhorst.
Slapende man
We wandelen door de voormalige scheepswerf die nu dient als riant atelier. De ruimte wordt gescheiden door de glazen wanden van een hoger gelegen entresol. Aan de waterkant is de werkplek waar Kim de laatste hand legt aan het marmeren beeld van een slapen man. Het is de beeltenis van zijn vader, zoals die dagelijks na het werk een dutje deed op de sofa. Zijn vader is dit voorjaar overleden, maar Kim heeft moeite de verbinding te maken. Het moet een vrolijk beeld zijn, waarin iedereen zich kan herkennen. Ik had het prachtig gevonden als hij op het Lange Voorhout zichzelf had herkend en het is jammer dat dit niet meer kan, maar het zegt niets over de kracht, de bedoeling van het beeld. Aan de kant staat een houten tafel met ogenschijnlijk afval. Een paar proppen, een half leeg geknepen tube mayonaise een verfommelde zak. “Het zijn mijn inspiratiebronnen. Door het zo neer te leggen, krijgt het kracht, inhoud. Anders is het gewoon afval, maar als ik het maak van marmer noemen we het kunst”.
Toiletpapier
Zijn opvallende benadering ontdekken we ook als we in het expositie deel van het atelier zijn. Op de vloer liggen ogenschijnlijk vergeten voorwerpen die getuigen van zijn grote vakbekwaamheid. Het zijn rollen toiletpapier, boodschappentassen en meerdere voetballen. Niet van echt te onderscheiden, maar in werkelijkheid van marmer. Dus schop niet tegen zo’n voetbal, want je kan direct een gipsverbandje halen. Wat verderop liggen de twee beslapen hoofdkussen van steen die staks in hun glazen huisje tegenover Hotel Des Indes onderdak vinden. Ook ligt in de hoek een marmeren slaapzak ogenschijnlijk met rustende inhoud. Aan de wand staan schilderdoeken. “Dat is mijn laatste werk. Marmeren doeken zonder afbeelding. Dat is alles” aldus Kim.
Den Haag Sculptuur 2010: Manolo Valdés and Kim De Ruysscher